Dagboek

Rood

( 1939 )

Vijf jongens, vermoedelijk eerste klas lagere school, zitten in mijn wagen, op weg naar huis.

De vijf zitten met verheerlijkte gezichten sinaasappelen te eten. Eén van hen staart onafgebroken naar een jongedame, enkele banken verderop, die geheimzinnige handelingen verricht met werktuigjes die ze opdiept uit een tasje.

Als het laatste vezeltje sinaasappel tussen de gretige tanden is verslonden, klinkt luidop zijn stem: "Ik zie, ik zie wat jij niet ziet."

Het is verbijsterend zoals jongens op een dergelijke uitdaging reageren. "Wat zie je dan?"

"Rood", is het antwoord.

"De das van die mijnheer !"

"Koud."

"Aan de kraag van de conducteur."

"Koud."

Eén van hen fluistert lachend: "De neus van die mijnheer".

"Warm", klinkt het hoopvol. Maar verder dan 'warm' komt het niet en teleurgesteld geven de jongens het eindelijk op.

Zegevierend roept de winnaar uit: "Wat die juffrouw, die achter die mijnheer met de rode neus zit, in haar hand heeft."

En onmiddellijk scharen de vijf jongens zich belangstellend om de ongeveer twintigjarige jongedame. Net was ze - na haar wenkbrauwen 'een beurt' te hebben gegeven en haar wangen in de rouge te hebben gezet - aangevangen met een vuurrode lippenstift haar lippen wat meer lokale kleur te geven.

"Is dat lekker mevrouw?", vraagt één van de jongens nieuwsgierig.

De perzikwangen van de lieftallige werden roder dan de lippenstift. Maar, blijkbaar bedenkend dat zij met diplomatie verder komt dan met afsnauwen, antwoordt zij honingzoet: "Nee vent, maar het moet van de dokter."

De passagiers in de tram, en vooral de heren, gnuiven en snuiven.

"Doet je gezicht dan pijn?", vraagt de kleine beul.

"Ja mannetje, heel erg!", klinkt het poeslief.

"En helpt die rode zalf, mevrouw?", vraagt weer een ander.

De heren in de tram schuifelen onrustig op hun zitplaatsen. Sommigen knippen verwoed denkbeeldige pluisjes van hun jas.

"Zeker, vent, het helpt heel goed."

Even is er een geladen stilte. Dan vraagt de eerste jongen, terwijl hij zijn hand uitsteekt. "Krijg ik een stukje zalf, mevrouw? Mijn zusje heeft ook zijn pijn in haar gezicht."

"O ja ventje, en wat scheelt je zusje dan?", vraagt het dametje, een flauwte nabij.

"Waterpokken, mevrouw."

Logo Gele Tram