Dagboek

Orang Pendeh

( 1940 )

Vanmiddag stapte een nogal forse heer in mijn wagen. Hij struikelde bijna over een voet van een Chinese student die, vóór in de wagen, blijkbaar ijverig studeerde.

De forse heer keek de Chinese jongeman venijnig aan en bulderde: "Orang Pendeh".

Als men nu nagaat dat die Orang pendeh verondersteld wordt ergens in de binnenlanden van Sumatra te leven, uiterst klein, rechtop gaand, niet- of weinig behaard, de ontbrekende schakel tussen mens en aap te zijn, kan men billijken dat de Chinese student zijn belediger te lijf wilde.

Maar... ik hou niet van herrie in mijn wagen, hoe billijk ik het ook gevonden zou hebben als er een kleine ju-jitsu greep op de forse mijnheer was toegepast.

Ik ging daarom voor de student staan en zei: "Mijnheer, Salomo was nog veel wijzer dan u, maar desondanks had hij op het laatst duizend vrouwen, waarmee ik maar zeggen wil dat men zijn kalmte kan verliezen, maar..."

Ik kon al stoppen, ik had al contact. De Chinees begon waarachtig te grinniken en kwam even later bij mij op het achterbalkon staan.

Toen hij aanstalten maakte om uit te stappen, keek hij nog even scherp in de wagen, bood mij een sigaret aan en terwijl hij reeds op de treeplank stond, zei hij in zuiver Nederlands: "Conducteur, in mijn vaderland kent men vele spreekwoorden waaronder deze: 'Een goed woord, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen'. Goede middag."

Een goed woord en zilveren gebeelde schalen kan ik waarderen, maar wat hij bedoelde met die gouden appelen...

Logo Gele Tram