Dagboek

Hormonen

( 1940 )

Een gure, sombere winterdag. De stemming van mijn passagiers deswege beneden peil.

Twee reizende minstreels, de één gewapend met een gitaar, de ander met een banjo, stapten vanmiddag in mijn wagen.

Na het verschuldigde tarief van 12,5 cent te hebben betaald, wierpen ze een snelle taxerende blik in de wagen, waarop de banjo man snel zijn instrument van het omhulsel bevrijdde, zijn instrument even stemde - en weldra rolden de eerste akkoorden mijn wagen binnen. Zij speelden het zoete, nog vrijwel onbekende successhownummer Bij de muur van het oude kerkhof.

"Heren, het spijt me vreselijk (het bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan) maarre... dat mag ik niet toelaten hoor."

Eerst nu schenen de minstreels zich ten volle van mijn tegenwoordigheid bewust, althans beiden wierpen een verbaasde blik op mij, een blik die uiteindelijk niet veel goeds voorspelde.

"Ik geloof dat ik jou al ken", zei de gitaar, "waar kan ik jou vroeger gezien hebben, makker?"

"Je zal hem verwarren met zijn jongste broer", viel de banjo hem honend in de rede, "die hebben ze indertijd doodgeschoten toen-ie de bikkels probeerde te nemen uit de bajes, is het niet con... duc... teur?"

"Hoe weet u dat?", vroeg ik quasi verbaasd en verontrust, doch inwendig gnuivend, want zulke lui lust ik.

Ach", zei de gitaar nonchalant, "mijn kameraad weet alles wat bij het schorem voorvalt. En 't eerste waar hij 's morgens in de krant naar kijkt, zijn de overlijdensberichten. Een lange lijst en zijn dag is weer goed. Een liefhebberij van 'em, snap-ie, Griethuizen?"

"Nou, snijboon", kwam de banjo tussenbeide, "we willen niet kiften, maarre... wat denk je er van als we één nummertje spelen, dan kennen we tenminste dat heitje terug verdienen, dat jij ons hebt afgelegd."

"Jongens", zei ik, "ik ga morgen met zeven dagen verlof en derhalve heb ik 't denken gestaakt, maarre buiten dat... eh... 't is me eigenlijk niet duidelijk waarom jullie nou juist 'Bij de muur' wilden spelen."

"Ach", zei de gitaar, "dat kan ik je wel vertellen, tenminste als 't tot je aardappelenschedel kan doordringen. Mijn makker voelt de stemming en de sfeer zo aan, snap-ie? Kortom, het is zijn artistieke temperament. Een goed verstaander hep maar een half woord nodig, Bill."

"Een kwart is voor mij al voldoende", zei ik droog, "maar jongens, heus, ik dacht dat het een ingegroeide teennagel was."

Nu was Leiden in last. Een stortvloed van bedreigingen en scheldwoorden werd mij toegebeten om besloten te worden met het dreigement "dat ze eens wat deining in mijn wagen zouden maken".

"Kalm jongens", maande ik, "één tegelijk. Netjes achter elkaar: ten eerste, mijn straat en huisnummer krijg je wel van mij, hoef je alvast niet uit te zoeken. Ten tweede heb ik een harde kop, minstens zo hard als de wielen van mijn wagen - en tenslotte moesten jullie 'ns van dat 'deining-maken-complex' bevrijd worden. Ik denk dat jullie teveel naar de bioscoop gaan."

Weer werd hevig geageerd en weer vermaande ik: "Niet kwaad worden, jongens. Is veel te gevaarlijk. Als we kwaad zijn worden de bijnieren overprikkeld en dan storten deze haar hormonen in de bloedstroom, met rampzalige gevolgen."

Toen zij aanstalten maakten om de wagen te verlaten, beet de gitaar mij toe: "Ik geloof niet dat jij mijn kameraad zou wezen, pierenverschrikker."

"Ach man", grijnsde ik, "twaalf jaar geleden is mijn hart al gebroken."

De banjo, die intussen reeds op de treeplank was gaan staan, meende mij nog even een goede raad te moeten geven. "Ze moesten jou maar 's een volle zak met die hormonen achter in je keel stoppen, misschien..."

Terwijl hij op straat sprong, struikelde hij bijna, wist zich met moeite in evenwicht te houden, doch wist er toch nog aan toe te voegen: "... misschien stik je d'r wel in.."

"Pas op, Mengelberg", grijnsde ik hem toe, "je zou vallen..."

Wonderlijk genoeg voelde ik enige weemoed toen ik beide minstreels in een straat zag verdwijnen.

Logo Gele Tram