Nederlands-Indonesische bisschop levert bewijzen voor Indonesische wandaden

TERREUR OVER DE PAPOEA'S

Deze week kwamen voor de eerste keer harde bewijzen op tafel van de terreur die het Indonesische leger bedrijft in Irian Jaya, het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea. De Nederlands-Indonesische bisschop Munninghoff droeg de gegevens aan, een Indonesische onderzoekscommissie bevestigde ze. Een onzer redacteuren sprak met de bisschop en reconstrueerde een van de bloedige gebeurtenissen.

Door Rob Ruggenberg
Met treurnis in de stem somt de bisschop de slachtoffers op. "Doodgeschoten in de kampong Hoea: een kind van vier. Een kind van vijf. Een jongen van vijftien. Een jongen van zestien. Een dominee. Nog eens zes volwassenen."

Hij bladert door zijn papieren. "Hier, enkele weken later, op eerste kerstdag, in een autobus: een man gestoken en vervolgens doodgeschoten. Vijf andere buspassagiers geslagen en gemarteld, drie van hen overleden. Vier anderen nog altijd vermist."

"In alle bescheidenheid zeg ik: het deze week verschenen rapport van deze mensenrechtencommissie bevestigt mijn meldingen voor de volle 100 procent. Het is een verschrikkelijke blamage voor het Indonesische leger, dat deze doden op zijn geweten heeft."

Bisschop mgr. H.F.M. Munninghoff woont in Jayapura, de hoofdstad van Irian Jaya. Voor 1963 heette dat Hollandia en Nieuw-Guinea. De bisschop is Franciscaan en geboren Nederlander. Tegenwoordig heeft hij de Indonesische nationaliteit en dat is maar goed ook, want anders hadden de autoriteiten deze lastpost allang het land uitgezet.

Al jarenlang doen geruchten de ronde over de manier waarop Indonesië de Papoea's van Irian Jaya onderdrukt. Er wordt gesproken over honderden, soms zelfs duizenden doden. Die verhalen zijn nauwelijks te controleren. Het gebied is moeilijk toegankelijk en soms zelfs verboden voor buitenstaanders.

Maar nu heeft bisschop Munninghoff de kat de bel aangebonden. Zes weken geleden stuurde hij een lange brief met beschuldigingen naar de Indonesische bisschoppenconferentie én naar de Komnasham, een semi-officiële mensenrechtencommissie, die twee jaar geleden door president Suharto zelf werd geïnstalleerd. Twee afgevaardigden van de Komnasham kwamen kijken. Ze hoorden getuigen en concludeerden dat de bisschop gelijk had.

Het zojuist gepubliceerde rapport van deze Komnasham liegt er niet om. Er staat in dat "individuen binnen het Indonesische leger zich schuldig hebben gemaakt aan het doden zonder onderscheid, martelen, onmenselijke en vernederende behandeling van burgers, onwettige arrestaties, willekeurige vrijheidsberoving, buitensporige controles en vernietiging van eigendommen."

Het rapport heeft in Indonesië opzien gebaard. Alle kranten hebben het gepubliceerd. "Het leger zit er flink mee in de maag", zegt de bisschop. "Het is misschien optimistisch gedacht, maar ik hoop dat dit bij de soldaten een mentaliteitsverandering teweeg brengt.

Hij vindt dat de commissie uitstekend werk heeft gedaan. "Haar uitspraken blameren het leger, maar meer nog het plaatselijke gouvernement op Irian Jaya, want die is in de eerste plaats schuldig. Die heeft nooit iets gedaan aan de wantoestanden bij de Freeport-vestiging. De derde partij die schuld heeft is die Freeport-mijn zelf."

Het Amerikaanse mijnbouwbedrijf Freeport McMoRan sloot in 1967 een contract met Indonesië waardoor het toegang kreeg tot 100 km2 bergachtige grond in het zuidoosten van de provincie Fakfak. Er wordt vooral koper gewonnen. De Papoea's van de Amungme-stam die in het betrokken gebied woonden, moesten vertrekken. Het bedrijf neemt vrijwel uitsluitend arbeiders uit Java in dienst; slechts 15 procent van de werknemers is Papoea.

Kopererts wordt giftig wanneer het met zuurstof in aanraking komt. Kleine concentraties zijn reeds schadelijk voor de gezondheid. Freeport loost het afval in de rivieren Ajikwa en Otoman. Deze slibben dicht met een grijze substantie. Vissen en vogels verdwijnen en bomen sterven. Grote stukken regenwoud hebben plaatsgemaakt voor de mijn, voor twee dorpen en voor een golfbaan voor het personeel. Er zijn onbevestigde berichten over grote aantallen miskramen onder de Papoea-bevolking, die in de omliggende jungle een heenkomen heeft gezocht.

Het is daarom niet onlogisch dat de OPM (Organisasi Papua Merdeka) in dit gebied nogal wat aanhangers telt. De OPM is een bevrijdingsbeweging, die sinds het begin van de jaren zeventig af en toe overvallen pleegt op Indonesische politie- en legerposten. Bisschop Munninghoff zegt te weten dat er, vlak voordat het leger begon te moorden, zo'n overval heeft plaatsgevonden.

"Officieel is dat geheim, maar ik heb het zelf gehoord van een van de hoogste officieren van het leger. Die OPM-overval op een legerpost is uitgelopen op een vuurgevecht. Die generaal wilde mij niet zeggen hoeveel doden er onder de soldaten zijn gevallen, maar uit het feit dat de OPM kennelijk alle wapens heeft buitgemaakt, concludeer ik dat de OPM die legerpost heeft uitgeroeid."

De bisschop denkt dat hierdoor de gebeurtenissen zijn geëscaleerd. Hij vindt de vraag of het hier om het topje van een ijsberg gaat moeilijk te beantwoorden. "Mijn brief betrof", zegt de bisschop, "een recente periode van acht maanden waarin ik zes gebeurtenissen beschrijf die bloedig zijn afgelopen. Wat er voor die tijd is gebeurd, en elders - ik weet het niet. Eén Komnasham-afgevaardigde zei tegen mij: 'Dit is al veel langer aan de gang, maar deze zaken worden nooit gemeld'."

De door de bisschop gerapporteerde gevallen hebben zich in hoofdzaak voorgedaan in en rond het Freeport-gebied. 'Elders gebeurt ook wel wat, en daar vallen ook wel slachtoffers, maar daar worden toch niet direct mensen doodgeschoten. Ik denk dat de terreur daar beperkt blijft tot intimidatie en dwang."

In de steden merk je niet veel van onrust, zegt de bisschop. "Maar in het binnenland zijn gebieden waar de mensen constant in angst leven. Dat hangt vaak af van de militaire commandanten. Er zijn plaatsen waar hun verhouding met de Papoea's uitstekend is, waar ze gewoon samen volleyballen. Maar er zijn ook gebieden waar de commandanten streng zijn en heel erg de baas spelen. Ik was vorig jaar in het Sterregebergte, aan de grens met buurland Papua Nieuw-Guinea en daar had je hele nare verhoudingen."

De katholieke kerk in Indonesië is voor haar functioneren afhankelijk van een goede relatie met de autoriteiten. Mogelijk heeft het daarmee te maken als de bisschop aan het einde van het gesprek plotseling de loftrompet over het leger begint te steken.

"We zijn in feite erg blij dat het leger zoveel te vertellen heeft en de orde handhaaft. Kijk maar eens naar het droeve voorbeeld van onze buren. In Papua Nieuw-Guinea heerst wanbeleid en wanorde. Daar bestaat geen enkele veiligheid. Als het in de hoofdstad Port Moresby donker is, durft niemand meer de straat op want dan worden ze meteen aangevallen. Bij ons kun je midden in de nacht veilig op straat lopen."

Dat de Papoea's iets anders over de rol van het Indonesische leger denken, snapt de bisschop ook wel. "Maar volgens mij is niet het leger als zodanig wreed en moordzuchtig. Het zijn sommige individuen binnen het leger die hun boekje te buiten gaan. En wanneer duidelijk is dat er fouten gemaakt zijn, en ik moet daaraan toevoegen: wanneer dat ook bekend wordt, dán treedt het leger streng tegen de daders op."

In hoeverre dat ook in dit geval zo zal zijn, is nog de vraag. In Jakarta, 3.200 km van Jayapura, heeft opperbevelhebber generaal Raden Hartono deze week gezegd dat de voor de misstanden verantwoordelijke militairen wat hem betreft niet voor een krijgsraad hoeven te verschijnen. Plaatselijke commandanten moeten de schuldigen straffen voor wat de generaal noemde 'rechts-overtredingen op laag niveau'.

BLOEDIGE KERST IN TEMBAGAPURA

Om half zes in de ochtend van de 25ste december gaat een aantal Papoea's uit Tembagapura te voet op weg naar de kampong Mile 68, om daar de Kerstdienst bij te wonen. Een wandeling van enkele uren. In de verte zijn de met sneeuw bedekte toppen van de Grasberg zichtbaar. De zon schijnt volop. Niets wijst er op dat dit een bloedige Kerstmis zal gaan worden. De kerkgangers krijgen onderweg gezelschap van dorpelingen uit Waa, Banti en Arwanop. Even nadat zij de militaire post bij Mile 67 zijn gepasseerd, zien zij langs de weg een verbazingwekkend schouwspel. Ongeveer driehonderd mensen dansen en springen om een paal waaraan de vlag van de verboden bevrijdingsbeweging OPM is gehesen.

De meesten van die driehonderd dragen peniskokers en hebben hun lichaam vol kleuren geschilderd. Ze hebben zich omhangen met slagtanden, schelpen en op het hoofd dragen zij veren. Ze zijn gewapend met pijl en boog, met speren en met messen. Enkelen hebben een automatisch geweer. Ze zingen traditionele liederen, marcheren rond de vlaggemast en scanderen leuzen: 'West-Papoea moet vrij. Weg met de Indonesiërs'.

Soldaten

Kort daarop arriveren soldaten plus een aantal veiligheidsmensen van de nabijgelegen (Brits/Amerikaanse) Freeport-mijn. Vrijwel onmiddellijk vallen er schoten en de menigte vlucht in paniek alle kanten uit. Ntanewelan Hanggalbak (43), een van de kerkgangers uit Waa, kan niet snel genoeg wegkomen. Hij sterft terwijl hij zich aan de vlaggemast vastklampt. De OPM-aanhangers rennen de jungle in, op de voeten gevolgd door soldaten en veiligheidstroepen. De kerkgangers vluchten een andere kant uit, naar de Kalvari-kerk, waarheen ze op weg waren geweest.

Eén van die kerkgangers, Nogoigamakme Mom (31) uit Banti, durft de kerk niet binnen te gaan. Hij verstopt zich dertig meter van de ingang. Daar ziet een soldaat hem. Zonder ook maar iets te vragen schiet deze zijn geweer op hem leeg. In de kerk horen de parochianen de schoten en de doodskreten van Mom. Ze schreeuwen het uit van angst.

Dan stapt de plaatselijke militaire commandant de kerk binnen. Hij zegt: "Vandaag is een heilige dag. Wat zijn jullie? Christenen of communisten? Jullie steunen die driehonderd rebellen en geven ze voedsel, dat kan niet anders. We moeten jullie straffen."

Korte tijd later - het is inmiddels 9 uur geworden - mogen de mensen weer gaan. Sommigen kijken uit naar een bus waarmee ze naar huis kunnen. Anderen waarschuwen dat ze beter bij de kerk kunnen blijven, omdat het daar veiliger is.

Bus

Onverwacht verschijnt een bus van de Freeport-mijn, waarin iedereen mag instappen. Dat is opmerkelijk omdat dit Amerikaanse bedrijf anders nooit transport aan Papoea's aanbiedt. Twee groepen nemen het risico. De ene groep bestaat uit tien Papoea's, de andere uit vijf. Zij behoren tot de Dani en de Amungme-stammen. De bus vertrekt maar stopt bij de militaire post bij Mile 67. Daar stappen soldaten in.

Tussen Mile 76 en Mile 66 ziet een voorbijganger de bus rijden. Hij ziet ook hoe een van de passagiers, wiens ogen bedekt zijn met een rode lap en wiens handen zijn gebonden, achterwaarts uit een raam probeert te klimmen. Het lukt de man, maar de bus stopt en een van de soldaten schiet de vluchteling dood. Twee soldaten trekken het lichaam de bus in. De ooggetuige ziet dat in de bus nog meer mensen zitten, geboeid en geblinddoekt met rode doeken.

Van de passagiers in de bus wordt niets meer vernomen. Zij lijken spoorloos. Bovendien vinden nog meer arrestaties plaats. Soldaten doorzoeken dorpen, soms met hulp van Papoea's die als spionnen optreden. Ooggetuigen horen schreeuwen en gillen uit de militaire posten waar de arrestanten worden opgesloten. Eén Papoea wordt vrijgelaten. Hij vertelt dat de anderen worden gemarteld met elektrische schokken en met scheermessen.

Bewijs

Op Tweede Kerstdag vragen de oudsten van de dorpen Arwanop, Banti en Waa aan de militaire commandant in Tembagapura om hun verdwenen familieleden. De commandant eist van de dorpelingen een bewijs dat zij niet met OPM-opstandelingen samenwerken. Eerder komen de gevangenen niet vrij, zegt hij. De volgende dag trekken de dorpelingen, gewapend met pijl en boog, speren en messen, door de omgeving. Zij zoeken OPM-aanhangers. In het dorp Arwatop doden zij de 33-jarige Notomkal Jawame. Zij hakken diens lichaam in stukken en brengen de beide armen naar de militaire commandant. Deze accepteert het 'bewijs' niet. Er wordt niemand vrijgelaten.

Op 29 december heeft een afvaardiging uit de dorpen een gesprek met de militaire commandant en met Lexy Linturan, die hoofd is van de Freeport-veiligheidsdienst. De commandant zegt dat hij de dorpelingen verantwoordelijk houdt voor het hijsen van de verboden West-Papoea vlag. Tuwarak Narkime, hoofd van de Amungme-stam, houdt een lange toespraak. Hij zegt: "In mijn gebeden vraag ik God waarom Hij deze prachtige besneeuwde bergen maakte in het gebied van de Amungme. Was dat omdat ze goud en koper en zilver bevatten? Maakte Hij ze om buitenstaanders aan te trekken, zoals de Freeport-mensen, en de soldaten, en de regering, zodat zij rijk kunnen worden en ons onderdrukken, gevangennemen en doden? Als dat zo is, kunnen jullie ons beter nu allen doden, zodat jullie alles kunnen nemen wat jullie willen."

Een week later wordt een aantal gevangenen vrijgelaten, nadat zij een verklaring hebben getekend waarin staat dat ze OPM-aanhanger zijn. De vrijgelatenen zijn er slecht aan toe. Zij zijn gemarteld en hebben verwondingen over het hele lichaam. Van andere gevangenen is nooit meer iets gehoord. line

© 1995 Rob Ruggenberg. number
Last modified: 10-02-95